Chlorophyll-a fluorescentie
Als een plant gestrest is, werkt de fotosynthese niet optimaal en ontstaan er opstoppingen in de energievoorziening van dit proces. Door deze opstoppingen moet het chlorofyl de opgevangen lichtenergie elders kwijt, via fluorescentie. Door het meten van deze fluorescentie kan de efficiëntie van de fotosynthese worden bepaald en daarmee indirect of het blad stress ondervindt.
Met fluorecentie apparatuur wordt open eenzelfde stukje blad de minimale en maximale fluorecentie gemeten, respectievelijk F0 en Fm. Daarmee wordt variabele fluorescentie (Fv) bepaald, het verschil tussen de Fm en F0.
De factor tussen variabele en maximale fluorescentie, Fv/Fm (uitspreken als Fv over Fm), is onder normale omstandigheden ongeveer 0.8 Dat geeft aan dat dat ongeveer 80% van het opvallende licht wordt gebruikt voor de fotosynthese. Wanneer Fv/Fm lager is dan 0.8, is er schade aan het fotosysteem.
Chlorophyll fluorescentie kan heel precies worden gemeten in een fotosynthese-laboratorium, maar ook rudimentair met een handmeter in het gewas of via camera’s boven de planten. Voor de praktijk zijn handmeters of camera’s voldoende voor een indicatie van de prestaties van de plant. Chlorofyl fluorescentie-camera’s worden bijvoorbeeld al ingezet om op grote schaal nutriënten- en waterstress inzichtelijk te krijgen.